Achtergrond
In het Klimaatakkoord[1] is afgesproken dat de uitstoot van CO2 (koolstofdioxide) in 2030 met 49% moet zijn gedaald ten opzichte van de uitstoot in het jaar 1990. In 2050 mag er bijna geen uitstoot van CO2 meer zijn. In dat jaar moet de uitstoot met 95% zijn gedaald. Dat is omdat de uitstoot van COâ‚‚ zorgt voor klimaatverandering met onder andere zeespiegelstijging, droogte en hitte in de zomers en onregelmatige weerpatronen met heftige stormen en regenbuien. Dat willen we tegengaan.
Als we deze doelen uit het Klimaatakkoord willen behalen, betekent dit dat we in 2050 bijna geen vervuilende energie meer kunnen gebruiken. Deze vervuilende energie komt van fossiele brandstoffen, waarbij CO2 vrijkomt. Voorbeelden van vervuilende energie zijn benzine en aardgas. We stappen daarom over op groene, duurzame energie. Deze verandering wordt ook wel de energietransitie genoemd.
Als onderdeel van het Klimaatakkoord is afgesproken dat – om de doelen hierboven te behalen – er in 2050 geen aardgas meer wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen. De problemen als gevolg van de gaswinning in Groningen hebben deze noodzaak verder onderstreept: om verdere schade te voorkomen is besloten dat de winning van aardgas daar de komende jaren wordt afgebouwd. Daarnaast biedt het overstappen op duurzame alternatieven de kans om meer zelfvoorzienend te worden, zodat we in Nederland minder afhankelijk worden van andere landen voor onze energievoorziening.
Daarom gaan we, overal in Nederland, aan de slag om in de periode tussen nu en 2050 alle gebouwen in Nederland aardgasvrij te maken. In plaats van aardgas komt dan een duurzame warmte-oplossing zoals een elektrische warmtepomp, aardwarmte of hernieuwbaar gas. De overstap naar duurzame warmteoplossingen wordt ook wel de warmtetransitie genoemd.